Ster inactiefSter inactiefSter inactiefSter inactiefSter inactief
 

Deel 7 opdracht 


Met een geeuw sloeg ze haar ogen open. Heerlijk, het was weer zaterdag, geen werk vandaag. Plannen had ze te over: winkelen, wat naaien, wandelen in het bos. En als het zulk mooi weer werd als voorspeld, lekker liggen zonnen. Maar bovenal verlangde ze naar hem, hem te behagen, zichzelf te verliezen in zijn genot ...  
Maar nee, dat moest ze uit haar hoofd zetten. Als hij kwam, als hij haar riep, was het altijd onverwachts. Nee, aan hem moest ze niet denken. Maar kon ze dat wel? Alles deed haar aan hem herinneren: de fauteuil waarover hij haar had gestraft, de tafel waarop hij haar had vastgebonden, het bed waarop hij haar had genomen en, en....  
Haar handen gleden gelijk langs haar lichaam en ze voelde haar kutje vochtig worden. Nee, nee! Ze legde haastig haar handen in haar nek: ze wilde niet tegen zijn wet zondigen, niet nu. Maar vergeten kon ze het niet. Sloot ze haar herinneringen weg, dan waren er nog altijd de concrete bewijzen van zijn bestaan, die zich aan haar opdrongen: haar ceintuur en haar gladde kutje.  

Ze liep in gedachten naar de gang om haar krant te halen. Naast de krant lag een gele, wat chique envelop. Vreemd, mijmerde ze, de post was toch nog niet geweest. Ze pakte hem op. Haar naam stond er op geschreven met stijlvolle, sierlijke letters. Verder niets. Het begon te kriebelen in haar buik. Zou het ...? Zou hij ...?  
Zenuwachtig opende ze de envelop. Het vel papier dat ze vond was zwaar en geschept, crème van kleur. Alleen in het midden stond tekst, geschreven met zwarte dikke inkt, in regelmatige kalligrafische letters. Ze las de regels:  



Je bent om drie uur bij mij thuis  
Alles zal geregeld worden  
Maar wees jezelf  
Dan ben je van mij  

Ze kuste de brief. Om drie uur. Bij hem. Nog zes uur. En dan. Ze drukte de brief tegen haar borst. Ze droomde weg. Beelden dwarrelden door haar geest. Blote beelden. Geile beelden. Beelden vol van genot, vol van geilheid. Beelden vol van pijn, van straf en vernedering. Beelden bovenal van hem, hem die haar bezat.  
En dan ... Wat vertelde de brief haar daarover. Alles zal geregeld worden. Wat zou er geregeld moeten worden? Wàs dan niet alles reeds geregeld, bezat hij haar niet reeds, of wilde hij haar niet meer?  
Nee, want hij schreef: dan ben je van mij. Maar: wees jezelf. Was ze zichzelf? Steeds ontdekte ze door hem nieuwe delen van zichzelf. Delen van zichzelf, waarvan ze vroeger, vóór hem, geschuwd zou hebben als ze het geweten had en die ze nu, dóór hem, koesterde als parels van haar ik. Maar hoe moest ze dan zichzelf zijn, als haar ik zich steeds wijzigde? En dan dat concluderend “dan”: dàn ben je van mij. Oh god, was ze het dan anders niet? Wie was ze in godsnaam, in zijn naam?  

Hulpeloos zakte ze door haar knieën, haar gezicht in haar handen verbergend. Het papier dwarrelde op de grond. Wat moest ze doen? Haar snikken kwam tot een einde. Ze keek door haar vingers naar het papier op de grond. Net was ze zo blij geweest toen ze het las, en nu alweer zo wanhopig.  
Ze reikte naar het vel papier. “Je bent om drie uur bij mij thuis.” Dat stond er. Geen vraag, geen onzekerheid. Jij bènt ... Hij wist het, hij was zeker. Hij kende haar. Hij wist wie ze was. Wat er ook gebeurde, hij zou het regelen. Hij kon haar vertellen wie ze was. Dan kon ze zichzelf zijn. Dan was ze van hem. Voorgoed?  

Ze stond op. Zes uren nog te gaan. Wat zou ze gaan doen? Ze kleedde zich uit. Ze verzorgde haar lichaam. Ze kleedde zich aan. Ze ontbeet.  
Vijf uren nog te gaan. Ze ging naar buiten. Deed boodschappen. Kocht eten. Voor hoe lang, voor wie? Alles was onzeker. Maar vanavond? Ze kwam thuis, ruimde op.  
Vier uren nog te gaan. Weer ging ze naar buiten. Ze wandelde zonder richting. Doelloos langs straten, pleinen, grachten. Een park. Geliefden. Geliefden die wandelden. Hand in hand, of tegen elkaar aan gekropen. Geliefden die elkaar kusten, met elkaar vrijden. Zelfs - daar onder die struiken, op de grond - elkaar bezaten. En zij. Zou zij ... - vanavond?  
Drie uren nog te gaan. Ze was weer thuis. Daar stond de fauteuil. Ze streelde de rugleuning. Daar had hij ... haar ... Ze vlijde zich voorover. Net zoals toen. En droomde. Haar tafel. Ze stond ervoor. En bukte zich, spreidde zich er op uit. Net zoals toen. Toen hij ... haar ... Geluk. Dronken van geluk. En van pijn. En van genot. Het bed. Steeds weer het bed. Altijd het einde. Ze liet zich erop vallen. Op haar rug. Ze strekte haar armen en benen. Ze draaide zich om. En om. Van genot. Net zoals toen ...  
Twee uren nog te gaan. En ze viel in slaap. Net zoals toen ... Ze ontwaakte.  
Eén uur nog te gaan. Met blijdschap begroette ze het verstrijken van de tijd. Eindelijk, ze kon gaan. Ze bekeek zichzelf in de spiegel. Streek haar bloes glad. Draaide haar rok recht. Controleerde haar kousen. Ze was gereed. Ze nam afscheid van haar huis. Zou ze het vanavond weer zien? Zou hij over haar beslissen en zou hij ... Of waren al haar verwachtingen vals?  
Ze ging lopen. Erg ver was het niet. Met een taxi was ze er veel te snel. En met een fiets - dan had ze weer een fiets. En wat moest ze anders dat uur? Vlak bij zijn huis zocht ze een bankje. Om wat te rusten en te wachten tot het tijd was. Niet dat ze erg moe was. Maar ze wilde op alles voorbereid zijn. Wilde hem in alles kunnen dienen. En volledig uitgerust zijn kòn daarvoor een eerste vereiste zijn.  


Drie uur. Ze belde aan. De bel weerklonk in het stille huis. Niemand deed open. Ze belde nogmaals. En wachtte. Niemand kwam. Ze keek schichtig om zich heen. Niemand. Alleen de vogels floten. Terloops duwde ze tegen de deur. Die gaf onverwacht mee. Ze opende de deur verder en ging naar binnen. Alles bleef rustig. Ze sloot de deur zonder lawaai te maken. De stilte was volkomen, alleen haar eigen ademhaling die sneller ging dan normaal, was te horen.  
Zou ze roepen, zou ze de kamerdeur openen en naar binnen gaan? Nee. Ze rechtte haar rug en begon met een beslist gebaar haar bloes los te knopen. Ze vond een knaapje en ging hem daarmee aan de kapstok. Ze haakte haar bh los en liet haar borsten uit de cups vallen zonder ze aan te raken. Ze rilde even. Ook haar bh hing ze weg. Ze trok haar slipje uit. Toen pas bukte ze zich en verwijderde haar schoenen en sokjes. Ze kleedde zich uit, net als toen, in dezelfde volgorde, die eerste keer dat hij haar hier had uitgekleed. Alleen haar rok had ze nu nog aan. Haar rits ging naar beneden, het knoopje los en voorzichtig liet ze hem op de grond vallen.  
Ze was naakt. En naakt mocht ze binnenkomen. Ze duwde de deur voorzichtig open. Niemand. Toch was het er niet leeg en kil. Het haardvuur brandde nog zachtjes. Ze liep naar het midden van de kamer. Wat moest ze doen? Moest ze hem nu roepen? Maar het was uiterst stil in het huis. Als hij thuis was, had hij haar reeds gehoord. Dus was hij er niet. Of wilde zijn aanwezigheid nog verbergen.  
Ze liep naar het vuur en rakelde het wat op, legde er nog een houtblok bij. Haar ogen dwaalden door de kamer. Daar was de tafel waaraan hij had gegeten. En daar de muziek die hij voor haar had gedraaid. De bank waarop hij haar had genomen. De poef waarop ze had neergeknield. En de fauteuil, de grote leren fauteuil zonder leuningen.  
Ze liep er naar toe en liet zich langzaam in de kussens zakken. Het koele leer raakte haar warme huid. Ze spreidde haar benen een weinig. Net zo als toen. Die eerste keer, die eerste keer dat ze naakt voor hem was geweest. En meteen had gezondigd. Gezondigd tegen zijn nog onuitgesproken wet. Maar even zo goed wetend. Haar handen hadden de weg naar haar lipjes gevonden, naar haar toen nog welig begroeide kutje. Zou ze nu weer ...?  
Ze keek naar haar handen die nog zedig, met de handpalmen naar boven, naast haar benen op het leer lagen. Naar haar benen die licht geopend waren. Naar haar lipjes die zich nog net zichtbaar aftekenden. Naar haar voor haar blikken verborgen, maar geopende grotje, dat ze langzaam vochtig voelde worden. Nee, het zondigen in gedachten was haar genoeg. Ze strekte haar hoofd naar achteren tegen de leuning en droomde weg.  
Niets leek haar droom te kunnen verstoren. De stilte om haar heen was sereen. Haar dromen vermengden herinneringen met fantasie, met toekomstbeelden? Ze sloeg haar ogen op. De rust in het huis was nog steeds volmaakt. Maar iets begon er in haar te knagen. Werd er niet iets anders van haar verwacht dan wachten? Je bent om drie uur bij mij thuis, had hij geschreven. Ze was om drie uur bij hem thuis. Wees jezelf, had hij geschreven. Wàs ze zichzelf? Zou ze niet liever naar hem op zoek gaan, het huis verkennen, zoeken naar een gebaar voor haar, een boodschap? Of wilde ze passief op hem wachten, gereed, bereid? Maar onderdanig. Oh, wat was leven voor hem toch moeilijk.  

Toch, gewacht had ze genoeg. Daarbij, wilde hij eigenlijk niet dat ze fouten zou maken, zodat hij haar daarvoor straffen kon? En onderdanig ....? Bovendien, ze had nu haar strafrok niet bij zich.   
Ze stond kordaat op. De slaapkamer trok het eerst haar aandacht. Dáár had hij haar immers neergelegd om te slapen. En geslapen had ze. Daarmee was de kamer haar eigen geworden. Voorzichtig deed ze de deur open.  
Het eerste wat haar aandacht trok was een donkerblauwe lange rok, die op het grote bed gedrapeerd lag. Een rok voor haar? Haar hart sprong van blijdschap op. Snel liep ze er op toe en knielde voor het bed neer. Ze streelde de stof. Wat was die zacht en soepel. Het voelde als fluweel en toch niet te dik. Wat zou hij haar mooi staan. Zou hij echt voor haar...?  
Ze keek wat nauwkeuriger rond. Op het bed lagen nog meer kledingstukken: een witte bloes, nylons, schoenen, ... en een brief!   
Ze sprong op en maakte de envelop, dezelfde als die vanochtend en weer aan haar geadresseerd, zenuwachtig open. Ook hierin vond ze weer een vel geschept papier met slechts in het midden een korte tekst, als een gedicht.  

A six heures  
dans l’Avenir  
dans le bar  
vous attendez  
et l’avenir  
attends à vous  

(Om zes uur  
in de l’Avenir  
in de bar  
wacht je  
en de toekomst  
wacht op jou)  

En een gedicht was het voor haar: als een frans chanson, gezongen door Charles Aznavour. Heel haar hart zong mee. A six heures. Maar niet “Paris s’éveille”, la fille s’éveille. Het meisje ontwaakte, en haar hart verlangde naar de toekomst, zijn toekomst.  
Ze pakte de blauwe rok en drukte hem tegen zich aan. Oh, ze wilde zich meteen kleden en naar de Toekomst toe rennen. Maar zes uur, nog meer dan twee uur te gaan. Wat was hij wreed, haar steeds zo te laten wachten, haar zo te kwellen. En dan niet toestaan haar lichaam rust te geven, haar niet toe te staan zichzelf te strelen, zichzelf te verliezen in genot, met hem in haar gedachten, steeds. Oh, kwam hij nu maar, om haar te straffen, te geselen, te pijnigen, alles was beter dan dit. Wat kòn ze doen? Vroeg gaan, dat zeker, maar daarvoor?  

Ineens wist ze het, wist ze hoe hem te dienen. Als een toegewijde slavin zou ze zijn huis schoonmaken. En al was alles reeds schoon, dan nog zou ze dweilen, poetsen, schuren, schrobben. Naakt, met haar blote handen en voeten. Op haar knieën, met immer geopende dijen, gebukt, haar ogen slechts gericht op de vloer. Ze wilde zich zijn slavin voelen, zijn werkslavin, zich verbeelden dat hij toekeek en haar beval, haar vernederde, haar onderwierp.  
En zo geschiedde. Ze vond een dweil en emmer en legde al haar ziel en zaligheid in het schoonmaken. Tevreden schuifelde ze met haar knieën over de vloer. Boenen en boenen en boenen. Niet alleen de vloer werd nat, ook naar naakte lijf droop spoedig van het sop. Onervaren als ze was kreeg ze een blos van inspanning op haar wangen. Haar haren hingen in natte slierten voor haar gezicht. Ze voelde zich een sloof, een echte huissloof. Zijn sloof.  
De kamer was klaar. Vol voldoening, hoewel geen zichtbaar resultaat te zien was, keek ze om. Het was vijf uur geworden. Snel ging ze zich douchen. Ze pakte het bh-tje van het bed en wilde het aantrekken. Plotseling stopte ze haar handelingen. Bijna had ze weer gezondigd. Hoe luidde immers zijn eerste gebod: naakt zal je in mijn huis zijn.  

Ze slaakte een zucht van verlichting. Gelukkig, dat had ze kunnen voorkomen. Niet dat hij het zou hebben gemerkt. Maar juist daarom. Veeleer dan de straf die zou volgen en die, wist ze nu, ze zou verwelkomen als boetedoening, veeleer dan dat vreesde ze het begaan van de zonde zelf. Niet alleen ervoer ze het als belediging van hem en daarmee van haar zelf, maar, zonder de daarop volgende bestraffing, als een innerlijke pijn die erger was dan welke geseling dan ook.  
Ze pakte haar kleren van het bed en nam ze mee naar de hal, waarvan ze de deur achter zich sloot. Zorgvuldig kleedde ze zich daar aan. Nu pas kon ze goed zien wat voor kleren hij had klaargelegd. Het bh-tje was fragiel en strapless, met een voorsluiting. De bloes was wit, met vele ruches en had knoopjes noch rits: dunne streepjes klittenband vormden de sluiting. Wantrouwend probeerde ze het uit. Onterecht, de stevigheid was boven verwachting. Een slipje vond ze niet, wel een zwart gordeltje en dito nylons. Ook de sandaaltjes waren zwart.  
Haar rok tenslotte vormde het sluitstuk van haar kledij. Hij sloot hoog in haar taille en leek veel op de jurk die ze zo goed kende. Hij leek echter op het eerste gezicht de onthullende mogelijkheden daarvan te missen. Zelfs zij kon, hoewel ze er naar zocht, deze eerst niet ontdekken. Toch had ook deze rok een dergelijke onbeschaamdheid, alleen slechts één, aan de achterzijde. De stof viel daar in twee brede lagen over elkaar heen, zo royaal, dat al lopend dit onzichtbaar bleef. Onder de hoge, brede tailleband voelde ze zowel links als rechts aan de binnenzijde een minuscuul haakje. Aan de zoom van iedere baan vond ze een eveneens minuscuul lusje. Lusjes in haakjes bevestigd leverden het reeds zo herkenbare beeld op: naakte billen geflankeerd door brede banen stof.  

Toch verraste de aanblik haar. De lijnen die de stof van deze rok nu met haar lichaam vormden waren zo elegant, dat wie niet beter wist zou denken dat het zo hoorde, en de huidige mode was op aarde. Ze keerde zich om en om voor de spiegel en draaide nuffig met haar hoofd en billen heen en weer. Zó zou ze wel naar het grote nieuwjaarsbal willen. Ze wist zich echter te beheersen en bracht de rok in zijn oorspronkelijke kuise staat terug. Nog één blik wierp ze in de spiegel en stapte toen kordaat de deur uit, op weg naar de Toekomst.

Plaats reactie


Beveiligingscode
Vernieuwen